30 September 2010

Kristof/ Christophe


Een kunstobject (Kristof Van Gestel), een regionaal theater gezelschap, een artikel voor de plaatselijke krant (Christophe Van Gerrewey) 

(ongoing project)


(eng.)

Artist Stijn Van Dorpe has smuggled a foreign object into the (title and presentation) theatre presentation, with the complicity of the director. Suddenly, unannounced and without further consequence, an actor or actress on the stage appears to be clutching a small wooden object. It is an 

object created by sculptor Kristof Van Gestel. It does not belong in the fictional world of the play, but because it comes from another artistic world, it simply cannot be ignored. It is not a bunch of keys, a hat, a newspaper or a lighter. Similarly, it is not a gun, a knife, a bomb or a skillet. It has, in other words, no ‘real’ worldly function in daily use, yet it also has nothing to do with the development of the story or the events. This is precisely why it is so noticeable, and it pierces as it were a hole in the screen of the stage reality. In an artistic structure like the theatre, things are always 'useful' – either in a narrative or a literal way. The wooden object fulfils neither functions, and this is exactly why it becomes so important and intriguing.
In a famous text entitled ‘The reality effect’, Roland Barthes wrote about ‘fillers’ in literary stories - meaningless details that only serve to make the description or the scene seem ‘real’. He gives the example of a barometer on a piano in a story by Flaubert. As this barometer simply ‘exists’, the object makes the story ‘real’ – similarly, in our own living rooms we find objects that are ‘just there’, without having any effect on the course of events or providing any form of information or comment. The wooden object Stijn Van Dorpe introduces in the theatre can only ‘be’ - but because it is not ‘common’, we continue to expect more, and it consumes all our attention to the point where everything else just disappears. It is as it were an autonomous and absurd version of what Hitchcock called the ‘MacGuffin’: the object around which everything revolves, that drives both plot and suspense, but that ultimately turns out to be a mere illusion. Does the wooden object then not become a highly concentrated form of theatre - or of art itself?


(ned.)
Beeldend kunstenaar Stijn Van Dorpe heeft in een theatervoorstelling een vreemd voorwerp naar binnen gesmokkeld, met de regisseur als medeplichtige. Plots blijkt, zonder dat het is aangekondigd en zonder dat het gevolgen heeft, hoe een acteur of een actrice op het podium een klein houten object in de hand geklemd houdt. Dit ding is gemaakt door beeldhouwer Kristof Van Gestel. Het hoort niet thuis in de fictieve wereld van het theaterstuk, maar omdat het uit een andere artistieke wereld komt, kan het niet zomaar over het hoofd worden gezien. Het is niet als een sleutelbos, een hoed, een krant of een aansteker. Tegelijkertijd is het niet als een pistool, een mes, een bom of een koekepan. Het heeft met andere woorden geen ‘echte’, wereldse functie in het dagelijks gebruik, maar het heeft ook niets te maken met de ontwikkeling van het verhaal of van de gebeurtenissen. Daarom valt het op, en prikt het als het ware een gat in het scherm van de toneelwerkelijkheid. In een artistieke constructie zoals die van het theater, zijn dingen altijd ‘nuttig’ – op een narratieve of op een letterlijke manier. Het houten voorwerp is geen van beide, en precies daarom wordt het zo belangrijk en intrigerend.
In een beroemde tekst, getiteld ‘Het werkelijkheidseffect’, heeft Roland Barthes geschreven over ‘vulsels’ in literaire verhalen – absolute details, die geen betekenis hebben maar er slechts zijn om de beschrijving en de scène ‘echt’ te laten lijken. Hij geeft als voorbeeld een barometer die in een verhaal van Flaubert bovenop een piano staat. Omdat deze barometer gewoon ‘is’, toont het voorwerp dat het verhaal ‘echt’ is – want ook in onze eigen woonkamer staan voorwerpen gewoon te staan zonder dat ze de loop der dingen beïnvloeden of becommentariëren. Ook het houten voorwerp dat Stijn Van Dorpe in het theater naar binnen schuift, kan niet meer dan ‘zijn’ – maar omdat het niet ‘gewoon’ is, blijven we er meer van verwachten, en slokt het onze aandacht op tot al het andere erbij in het niet verdwijnt. Het wordt als het ware een autonome en absurde versie van wat Hitchcock de ‘MacGuffin’ noemde: het voorwerp waarrond alles draait, dat de sensatie en de plot aandrijft, maar dat uiteindelijk een hersenschim is. En wordt het houten object dan niet een sterk geconcentreerde samenballing van het theater – of van de kunst zelf?